Mooi voor stillevens
Van Gogh bezit een flinke verzameling vogelnesten. Begin augustus 1885 stuurt hij zijn dubbele exemplaren aan zijn vriend Anthon van Rappard: ‘Ik dacht dat in de vogelnesten gij misschien als ik pleizier zoudt hebben, omdat de vogels – als winterkoning of gele wielewaal – waarachtig onder de artisten kunnen gerangschikt worden. Tevens, ze zijn mooi voor stillevens.’
Studie in toon
Bijna twee maanden later neemt hij dit motief daadwerkelijk onder handen. In die periode schrijft hij aan zijn broer dat hij ‘hart heeft’ voor het ‘broedsel en de nesten – vooral die mensennesten, die hutten op de hei en hun bewoners’, en dat bij sommige schilders ‘alle werkelijkheid tevens symbool is’. Toch is dit stilleven voor hemzelf voornamelijk een studie in toon.
Drie nesten
Het nest links is waarschijnlijk dat van een winterkoninkje, het kleine ronde nest in het midden is mogelijk van een kleine zangvogel, zoals een vink of een putter. Het rechter nest met de eitjes zou van een zanglijster kunnen zijn, of van een wielewaal. Die bouwt zijn nest op dergelijke wijze aan het uiteinde van een tak. Ook het formaat van de eitjes past bij deze vogels.