Stemming
Van Gogh schrijft vaak over de verschillende karakteristieken van de wisselende jaargetijden en hoe hij de stemming hiervan als kunstenaar in kleur uit kan drukken. Voor hem is de winter ‘de sneeuw met de zwarte silhouetjes’, de lente ‘teer groen (jong koren) en rose (appelbloessem)’, de zomer ‘niet makkelijk uit te drukken’, en de herfst ‘het contrast der geele blaren tegen violette toonen.’
Voorkeur
De herfst is zijn favoriete seizoen. Hij geniet van de verkleurende, vallende bladeren, de onstuimige luchten en de melancholieke avondschemeringen. ‘Wat is het mooi buiten, ik kan soms wel eens verlangen naar een land waar het altijd herfst zou wezen.’
Centraal perspectief
De vlakverdeling in dit herfstschilderij is opgebouwd met behulp van het centraal perspectief dat door de door populieren omzoomde weg sterk wordt aangezet. Het verdwijnpunt valt samen met de ondergaande zon. Het vrouwenfiguurtje steekt donker af tegen het licht van de feloranje ondergaande zon. Dit ‘silhouetje’ wijst erop dat de zon voor iedereen ooit voorgoed ondergaat.