Helene is dan ook ‘erg in haar schik’ met de schilderijen, zoals ze Anton in een brief laat weten: ‘Ik viel bijna van verrassing: tusschen lichtjes, blaadjes, bloemen zat de huilende man, stond de rustige vrouw. Zoo iets had ik natuurlijk nooit kunnen droomen, al hadt je mij het mooiste, grootste, kostbaarste paarlen halsband gegeven, ik was er niet zoo blij mee geweest. Ik heb een gevoel, als of dat nu de sluitsteen van onze verzameling is geweest, als of er nu niets meer bij hoeft: wat zou er ook nog boven uit kunnen komen? Nog staan de schilderijen hier, veel mooier doen zij in de kamer, gisteren hebben wij ze in de les bewonderd, maar straks gaan zij naar het Voorhout waar ik een kamer er voor op nieuw laat behangen. Pa, ik ben er erg in mijn schik mee!’