Geschiedenis: totstandkoming van de collectie
Helene Kröller-Müller bracht tussen circa 1907 en 1939 een indrukwekkende verzameling bijeen voor haar ‘museumhuis’. Naast een uitzonderlijk groot aantal schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh kocht Helene ook latere abstracte kunst en werken van andere klassieke moderne meesters. In de collectie bevindt zich menig werk met iconenstatus, waar museumbezoekers uit de hele wereld speciaal voor komen, zoals Caféterras bij nacht, Brug te Arles en De aardappeleters van Van Gogh, Le Chahut van Seurat en Kaartspelende soldaten van Léger. Ook de latere collecties minimal art, conceptual art, land art en arte povera, verzameld door de directeuren na Helene, bevatten beeldbepalende werken.
Het museum wordt omgeven door een beeldentuin van 25 hectare, met zo’n 160 beelden en installaties. Met de beide ‘Sonsbeekpaviljoens’ van Gerrit Rietveld en Aldo van Eyck in de beeldentuin vormt het Kröller-Müller een uniek ensemble van kunst, architectuur en natuur.
Heden: ruimtegebrek voor de na-oorlogse collectie
De oorspronkelijke collectie van Helene Kröller-Müller wordt nog steeds getoond in de oudbouw van het huidige museum, ontworpen door Henry van de Velde en geopend in 1938: een gebouw met aangename proporties, zacht bovenlicht en een zekere intimiteit. In de jaren zeventig is het museum uitgebreid met een nieuwe vleugel van architect Wim Quist. In tegenstelling tot het gebouw van Van de Velde is dit gedeelte dankzij het vele gebruik van glas transparant, met een maximale wisselwerking tussen binnen en buiten: de natuur is altijd zichtbaar.
Door de uitbreiding van Quist werd het mogelijk om de grote aankopen op het gebied van minimal en conceptual art, land art en arte povera te tonen, als ‘opvolgers’ van de oorspronkelijke collectie, om zo de consistente lijn in de collectie voor het publiek zichtbaar te maken.
Inmiddels is het museum ingehaald door een nieuwe realiteit: het voert een actief en ambitieus tentoonstellingsbeleid, maar beschikt niet over een aparte tentoonstellingsruimte. Tentoonstellingen vinden daarom noodgedwongen plaats in de ‘Quistvleugel’. Dit betekent dat de verzameling die na Helene Kröller-Müller is bijeengebracht niet meer kan worden getoond en dat het verhaal van het museum als geheel niet meer wordt verteld. Een groot deel van de waardevolle collectie staat wegens ruimtegebrek in het depot.
Hierdoor is het Kröller-Müller uit de pas gaan lopen met andere internationale instellingen waarmee het zich kwalitatief vanaf het begin van zijn bestaan kan meten. Van Fondation Beyeler in Basel tot Tate Modern in Londen, van Centre Pompidou in Parijs tot The Clark Institute in Williamstown of Louisiana Museum of Modern Art in Humlebaek, overal is de collectie in basis permanent zichtbaar, en vormt daar de belangrijkste trekker voor het publiek.
Faciliteiten voldoen niet meer aan moderne eisen
Het publiek en de verwachtingen ten aanzien van het museumbezoek zijn de laatste jaren veranderd. Bezoekers zijn veeleisender geworden, zowel met betrekking tot het primaire aanbod als de publieksfaciliteiten, zoals horeca en museumwinkel. De huidige voorzieningen zijn te klein en van onvoldoende kwaliteit. Het museum kan op dit front niet concurreren met de grote, op uitgebreide schaal vernieuwde musea in Nederland.
Onvoldoende ruimte voor groepsbezoek
Met name de laatste jaren heeft het museum zich ontwikkeld tot een volwaardige speler onder de belangrijkste toeristische bestemmingen van Nederland, waardoor de positie bij touroperators en toeristische partners sterk is verbeterd. Daarnaast is de belangstelling voor het Kröller0-Müller bij scholen uit het hele land en daarbuiten traditioneel zeer groot.
Het museum beschikt echter niet over ruimtes om groepen te ontvangen, bovendien is ook de museale ruimte te klein voor meerdere groepen tegelijkertijd. Hierdoor gaat het bezoek van scholen en andere groepen ten koste van de beleving van andere museumbezoekers.
Toekomst: wens tot uitbreiding
Het Kröller-Müller Museum wil zijn internationale statuur en zijn plaats binnen de toonaangevende musea in de wereld behouden en liefst versterken. Het museum streeft naar een uitbreiding van het gebouw, om de collectie die sinds de Tweede Wereldoorlog is bijeengebracht te kunnen tonen en om te kunnen beschikken over volwaardige ruimtes voor tijdelijke tentoonstellingen. Het Kröller-Müller museum gunt zijn bezoekers een unieke ervaring met kwalitatief hoogwaardige publieksvoorzieningen, mede dankzij de bijzondere ligging in de natuur.
Tadao Ando
Tadao Ando (Osaka 1941) beschikt over een groot vermogen om zijn architectuur in te passen in de bestaande omgeving en in het landschap. Zijn sobere materiaalgebruik en uiterst zorgvuldige detaillering sluiten goed aan bij de bestaande architectuur van Henry van de Velde en Wim Quist. Het zicht op beide bouwdelen blijft volledig intact blijft, evenals de functionaliteit. Mede met het oog op de ligging van het Kröller-Müller in een natuurgebied zal de uitbreiding grotendeels ondergronds worden gerealiseerd. Ando’s gebouwen gaan, ook wanneer ze onder de grond zijn gesitueerd, steeds een verbinding aan met de omgeving door openingen en lichttoetreding. Ando heeft daarnaast grote affiniteit met (moderne) kunst en beschikt over een langjarige ervaring met museale architectuur op vele plekken in de wereld. Zijn gebouwen zijn op zich al een reis waard voor een (inter)nationaal publiek. De uitbreiding zal dan ook bijdragen aan de herkenbaarheid, positionering en waardering van het Kröller-Müller Museum als een van de onbetwiste internationale museale iconen.
Het ontwerpteam
Architectenbureau MVSA zal het ontwerp verder uitwerken, in nauwe samenwerking met Tadao Ando Architect & Associates. Van Rossum Raadgevende Ingenieurs is gekozen als de constructeur, Valstar Simonis maakt het installatieontwerp en DGMR adviseert op het gebied van bouwfysica, brandveiligheid, akoestiek en duurzaamheid. ToornendPartners verzorgt samen met het museum het projectmanagement.
Planning
De bouw van de uitbreiding start naar verwachting eind 2025, begin 2026. Het museum hoopt de bouw in 2028 te voltooien. De collectie van het museum en de beeldentuin blijven toegankelijk tijdens de bouwperiode.
Tadao Ando: ‘I wish to create a cloud-like architecture that lightly covers the site. In paintings, clouds are often portrayed as an element to connect the earth and the heavenly world. I believe that this cloud-like architecture will unite the everyday world and the paradise of art and nature.’
Lees over de uitbreiding in de bijlagen van het NRC